Olcay Gulsen: 'Van types als Sylvana Simons en die mannen van DENK gaan mijn haren recht overeind staan'

In haar boek SuperOlcay doet Olcay Gulsen uit de doeken hoe je met lef van niets naar de top komt. Ze kan het weten, als de vrouw die eigenhandig een mode-imperium uit de grond stampte. 20 vragen aan 'de ultieme girlboss van Nederland.'

interview Olcay Gulsen

1. In je boek SuperOlcay vertel je over de grootste valkuil van mensen die van niets komen en opeens succes krijgen: overshinen. Hoe zag dat er bij jou uit?

Ik was al op jonge leeftijd redelijk snel succesvol en wilde dat heel erg laten zien aan iedereen. Ik vond mezelf wel wat. Ik kocht mooie klokken, dure auto’s, het was echt te cheesy voor woorden. Op een gegeven moment vierde ik zelfs mijn dertigste verjaardag op een afgehuurd jacht aan de Zuid-Franse kust met zogenaamd mijn beste vrienden, maar dat waren natuurlijk niet mijn vrienden. Als ik daar op terugkijk, vind ik dat echt een irritante houding van mezelf. Het is ook een beetje een dommige manier om indruk te maken. Zo’n feest op zo’n jacht heeft niets te maken met geluk of gezelligheid. Als ik nu op de bank zit met een paar echte vrienden dan is het pas écht gezellig. Daar hoef je geen dure champagne voor te drinken.

@backlink(209133)

2. Hoeveel verdien jij op dit moment?

Dat weet ik oprecht niet. Ik heb een gewoon salaris, de ene maand iets meer dan de andere, maar ik kan er wel van leven. (Lachend) Nog net.

3. Bij jou lijkt alles altijd zo vlekkeloos te verlopen. Gaat er ook weleens iets mis?

Natuurlijk. Ik heb een periode heel slecht in mijn vel gezeten. Tussen 2014 en 2016 had ik denk ik een burn-out, al zou ik dat nooit tegenover mezelf toe willen geven. Ik was helemaal klaar met de mode-industrie en de televisiewereld en heb toen echt twee jaar in de luwte geleefd. Och man, ik had het zo zwaar. Ik had mijn hele leven al mijn emoties uitgeschakeld. Ik had nooit gehuild, ik had me nooit kwetsbaar opgesteld, en toen gleed ik me toch uit en werd het twee jaar lang een groot jankfestijn. Ik voelde me zo slecht. Ik dacht ook echt dat ik er nooit uit zou komen. Achteraf gezien had ik hulp moeten zoeken, maar daar was ik toch te trots voor. Ik dacht dat ik het wel zelf kon en daarom heeft het ook zo lang geduurd. In die periode was ik ook nog eens de gevierde vrouw. Dat matchte natuurlijk totaal niet met hoe ik me voelde. Ik dacht op een gegeven moment: ik boek gewoon een enkele reis naar een ver land en ik kom nooit meer terug. Al die ellende heeft me ook wel iets geleerd. Ik was altijd een schoft voor mensen die een burn-out hadden. Ik vond altijd dat ze zich niet zo aan moesten stellen. Ik kan natuurlijk nog steeds wel bedrijfseconomisch denken, ik bedoel: als jij een burn-out hebt en je contract loopt af, dan ga ik dat natuurlijk niet verlengen, maar ik ben niet meer de kille werkgever die ik ben geweest. Ik begrijp nu wat zoiets met je kan doen.

4. Je bent in een arm gezin opgegroeid. Heeft dat invloed gehad op wie je nu bent?

Ja, dat is toch iets wat je de rest van je leven met je meedraagt. Ik kom uit een arm gezin, mijn vader was de dorpsgek en dan waren we ook nog eens buitenlanders, en daar had je er niet zoveel van in Waalwijk. In alle opzichten voelde ik me afwijkend. Als kind wil je niet afwijken, maar wil je opgaan in de menigte. Ik wilde net zo blank zijn als mijn buurmeisje en net zoveel barbies hebben als zij. Armoede is echt een smet op iemands leven. En er is veel armoede in Nederland.

5. Je schrijft in je boek dat je een hekel hebt aan jonge allochtonen die blijven hangen in hun slachtofferrol. Wat bedoel je daar precies mee?

Nou ja, dat ze de buitenlandkaart spelen. Zo van: ‘Ja, ik word gediscrimineerd en daarom word ik niet aangenomen.’ Man, hou toch op. Je leeft in een land waarin alles kan en mag. Je kunt hier met veel inzet en hard werken iets bereiken, ook als je bent geboren in het verkeerde milieu. Ik ben wat dat betreft hartstikke trots op Nederland. Nederland staat voor mij gelijk aan vrijheid, maar die vrijheid wordt een beetje ingeperkt. We verdwalen ook echt in discussies. Je mag niets meer zeggen, maar daar tegenover staan juist weer mensen die heel veel mogen zeggen en die daar ook gretig gebruik van maken. Van types als Sylvana Simons en die mannen van DENK gaan mijn haren recht overeind staan. Dat zijn zulke moemakers. Ik vind het walgelijk hoe ze een slachtofferrol op zich nemen met als enige doel om aandacht te krijgen. En die aandacht krijgen ze ook nog eens. Het is een soort vicieuze cirkel. Gelukkig zijn er ook nog steeds mensen die intelligente dingen zeggen, zoals golden boy Jesse Klaver, op wie ik vorig jaar ook gestemd heb. Dat is iemand in wie ik me politiek gezien wel kan vinden. Ook van vrouwen die zeggen dat ze minder kansen hebben dan mannen kan ik moedeloos worden. Vrouwen die er echt voor gaan, hebben ook veel kansen. Ik huiver dan ook altijd een beetje bij het woord feminist. Ik zou mezelf niet zo snel zo noemen – al ben ik het wel. Bij feministen denk ik toch altijd aan van die losgeslagen vrouwen met korte haren en tuinbroeken. Ik ben wat dat betreft meer een ‘vrouwelijke’ feminist.

6. Over de ontstaansgeschiedenis van Supertrash is altijd wat onduidelijkheid geweest. Quote plaatst bijvoorbeeld vraagtekens bij het feit dat het merk in Los Angeles zou zijn opgericht door een zekere Ava Riley en door jou zou zijn opgekocht. Zij stellen dat je het merk zelf hebt opgericht en dit verhaal alleen hebt verzonnen om het wat beter in de markt te zetten. Klopt dat?

Lees het antwoord op deze vraag en de rest van het interview in de Playboy die nu in de winkel ligt of op Blendle.