Het is november 1962. De Amerikanen maken ruzie met Cuba, en koningin Wilhelmina is recentelijk begraven in Delft. In het café om de hoek verzuip je je verdriet en kom je een Amerikaan tegen. Hij biedt je een sigaar aan en zegt: ‘Cheer up, buddy. Ik heb net een technologie ontwikkeld die er over 60 jaar voor zorgt dat we overal ter wereld met bijna iedereen kunnen communiceren.
@backlink(209065)
Een medium dat de handel en wandel van de hele wereldeconomie gaat faciliteren, én een plek waar je oneindige hoeveelheden vrouwelijk naakt zult gaan vinden. Amazing, huh?’ Zou je die Amerikaan dan verder negeren, of zou je zeggen: ‘Welk een mooi vooruitzicht, ik drink terstond een kloeke jenever met je’? Mocht je voor de tweede optie gaan, lees dan door. Want zoals J.C.R. Licklider in 1962 het internet hielp ontwikkelen voor het Amerikaanse leger, is er tien jaar geleden misschien óók wel zo’n baanbrekende innovator opgestaan. Iemand van wie je over 60 jaar zou willen kunnen zeggen dat je nog eens een drankje met ‘m deed. In tegenstelling tot met Licklider, zul je met de ontwikkelaar van bitcoin niet snel een pintje pakken. Hij (hoogstwaarschijnlijk) is alleen maar bekend onder het pseudoniem Satoshi Nakamoto. Hij is de Banksy 2.0, die opstond na de bankencrisis van 2008 en zei: ‘Nou is het verdomme genoeg, kappen met die financiële bedriegerij en hebberigheid. Hier heb je de bitcoin. Daar is de blockchain. Leef in vrijheid en doe er iets leuks mee.’
980.000 Bitcoins
Wat weten we van hem? Hij is een expert in de cryptografie. Iemand die kickt op geheimtalen, versleuteling en anonimiteit. Een briljant wiskundige, met gedegen kennis van de financiële wereld. We moeten niet meer vertrouwen op banken, schreef hij. We moeten bevertrouwen op wiskunde. En omdat hij colour schreef in plaats van color en ook maths op z’n Brits spelde, heeft hij waarschijnlijk een Britse achtergrond.
Met hulp van een zeer kleine groep programmeurs – van wie veel elkaar niet eens persoonlijk kenden – schreef hij 30.000 regels code die 8 jaar later 276 miljard dollar waard zijn. Zelf heeft hij waarschijnlijk de eerste 980.000 bitcoins. Dat is op het moment van schrijven 13,1 miljard euro, maar als je dit leest 12 miljard. Of 14 miljard. De koers schommelt nogal. Nog niet zoveel als de Brenninkmeijers verdienden met C&A, maar wel 9x wat Joop van den Ende bij elkaar kluste met een miljoen-miljard musicals. En dit is misschien nog wel het meest bijzonder: hij heeft er nog geen cent van uitgegeven.
Gokkast
In 2011 las ik voor het eerst over Nakamoto in The New Yorker. Ik was idealistisch van aard en continu nieuwsgierig naar de potentie van digitale technologie. Het artikel sprak zo zeer tot de verbeelding, dat ik diezelfde dag nog bitcoins probeerde te kopen. Dat mislukte. De websites zagen er schimmig uit. Ik snapte het maar half met die wallets en private keys. Wat een gedoe. Ik begon te twijfelen: wat kocht ik nou eigenlijk, voor die paar tientjes? Bovendien: bitcoins werden gebruikt voor drugs en nare rotzooi. Ik zou zomaar eens gehackt kunnen worden als ik ergens een creditcardnummer invulde.
Een jaar later was ik moediger, en de sites waren netter. Ik kocht wat bitcoins. Dat ging relatief makkelijk. Maar wat bleef het spannend om spaargeld over te maken: één typfout en mijn geld zou sneller verdampen dan een Wall Street-bankier zijn middelvinger naar me kon opsteken. Bitcoins eenmaal gekocht, moest de digitale portemonnee op mijn laptop vervolgens ontzettend lang ‘synchroniseren met het netwerk’. Ook zenuwslopend. Geen idee wat het betekende. Maar uiteindelijk maakte het niet uit: ik hád bitcoin! Viva la revolución!
Naast mijn idealisme wolkte er ook iets anders op. Meerdere keren per dag checkte ik de koersen. Kijk dan, schat, zei ik tegen mijn vriendin. Ik ben weer rijker. Kut, liefie, ik ben weer armer. Rijker! Armer! Intermittent variable reward, noemen psychologen dat: precies waarmee een gokkast ook werkt, soms een positieve beloning, soms een negatieve. Ik kocht een paar maanden later dus maar weer een beetje bij. En een maand later nog meer. Trots verkondigde ik het bitcoinevangelie tegen iedereen die het maar wilde horen. Eén of twee andere vrienden kochten ook een beetje. De meesten beschimpten me. En terecht, want ik snapte ook niet precies waar ik instapte. Maar ik geloofde er wel in.
Langzaamaan, en tot groot geluk van mijn verkering, verslapte mijn interesse in bitcoin. Er gebeurde veel minder met bitcoin dan ik had verwacht. Mensen bleken toch niet mee te willen in de innovatie. Satoshi Nakamoto was misschien toch geen Licklider-achtige uitvinder. Geen Banksy die de wereld op zijn kop ging zetten. Het dreef allemaal van me af. Zo ver zelfs, dat ik het wachtwoord van mijn bitcoinportemonnee kwijtraakte na een update van mijn laptop. En daarmee ook de toegang tot mijn bitcoins. Easy come, easy go. Een bitcoin is in essentie niks. Net als een aandeel in essentie niks is, goud ook maar gebaseerd is op interpretaties, en valuta op afspraken. Het verschil is alleen dat bitcoin al die drie niksige dingen tegelijk is (een betaalmiddel, een aandeel en een opslag voor vermogen) – en dan nóg een stuk of wat zaken. Een onkraakbaar systeem. Een alternatief voor eventuele corrupte banken. Een ontzettende hype. Het meest toegankelijke stukje van een digitale infrastructuur die net zo groot kan worden als e-mail of internet.