Laten we eerlijk zijn, dit is interview 87 vandaag, maar je lijkt nog steeds in een perfect humeur.
Ik heb me voorgenomen om niet te zeuren. Ik heb een dik boek, dat ik altijd mee zeul, waarin voor elke dag een goed voornemen staat. Vanochtend was dat ‘niet zeuren’. Het lijkt zo klein, maar het kan lastig zijn om het uit te voeren. Toch wordt je leven er beter van, weet ik. Ik denk dat het verbeteren van de wereld begint in de spiegel.
Hoe is het om na enkele bruin-brood-rollen, weer in een ouderwetse actiefilm te zitten?
Ja, ik begrijp wat je bedoelt: The Equalizer 2 heeft twee boodschappen: popcorn & cola. Het is slim verpakt escapisme. Maar pas op, het blijft een moeilijke rol, al zie je dat niet. Ik zal je een vergelijkbaar voorbeeld geven. Als student had ik ooit een bijbaantje bij de Metropolitan Opera in New York. ’s Zomers trad het American Ballet daar altijd op, met Mikhail Baryshnikov. Van een afstand, in het publiek, zagen zijn bewegingen er gracieus uit. Een prachtige illusie, want ik mocht backstage zijn brandende sigaret vasthouden en ik zag hoe zijn spieren zich spanden en hoeveel kracht het hem kostte, om gracieus te lijken. Nou, zo is het bij mij ook. Ik laat zo’n rol van een magazijnmedewerker, die stiekem de vechtskills heeft van een Navy SEAL, er simpel uitzíen, terwijl er natuurlijk wel wat lagen onder zitten. Joh, als iemand tegen mij zegt, ‘dat zag er gemakkelijk uit’, dan heb ik mijn werk goed gedaan.
Op een of andere manier kent je carrière eigenlijk weinig dipjes, is dat toeval of strategie?
Dat ligt aan mijn oudste zoon, die zich intensief met mijn loopbaan bemoeit. Hij is een filmsnob. Joh, hij weet er meer van dan ik. Hij was eerst vooral professioneel American Football-speler en nu is-ie acteur, maar hij heeft tussendoor The Book of Eli geproduceerd. Mijn zoon is mijn adviseur. Hij zegt tegen mij welke scripts interessant zijn. En sinds hij mij Training Day aanraadde, spreek ik hem niet meer tegen.
Ben je trots op je film-cv?
Ik deed laatst een dvd-marathon met Lenny Kravitz en daar zaten ook vier films van mij bij, Man on Fire bijvoorbeeld. En Lenny was totaal verbaasd, dat ik ze zelf nauwelijks gezien had. De verklaring is nogal simpel. Ik leef niet in het verleden. Mijn beste film is mijn volgende film. O ja, ik kom mezelf weleens tegen als ik aan het zappen ben, maar meer niet. Ik denk niet: goh, ik ga nu naar huis, even een oude film van mezelf opzetten, omdat ik toen toch zo goed was. Alleen Training Day heb ik bestudeerd. Maar dat was omdat ik voor een eigen project wat shots wilde jatten…
Dus je bent een beetje ontsnapt aan de Hollywood-bubble?
Ja. Mijn vrienden zijn geen acteurs. De meeste van mijn vrienden ken ik nog van vroeger. Of ze waren de ouders van de schoolvriendjes van mijn kids. En ja, ze hebben nórmale banen, búiten de filmwereld. Sowieso ben ik niet zo goed in het maken van vrienden. Ik ben niet glad. Ik ben geen slijmbal. Ik ga zeker niet dineren met een regisseur om een rol te krijgen. Ik kus niemands kont. Ik voel me geen celebrity, ik wérk.
Maar toch: je speelt weer een actieheld, ben je daar stiekem niet eens helemaal klaar mee?
Waarom? Wat is er mis met helden? Het is herkenbaar voor het publiek: hoe een ogenschijnlijk normaal iemand zich verrassend ontpopt als held. Held bén je namelijk niet, held wórd je. Je bent het altijd achteraf. Hoewel? Ik zag onlangs weer die Franse documentaire over die brandweermannen die op 9/11 het World Trade Center ingingen. Je ziet op hun gezichten, onder aan de Twin Towers, dat ze denken: ‘Dit zouden we weleens niet kunnen overleven’. Toch gaan ze. Dát zijn helden. Ikzelf ben trouwens totaal geen held. Wil je een voorbeeldje? Nou, ik ben gek op zwemmen, maar ik durf de oceaan niet in. Man, ik ben echt panisch voor vissen.