John Heitinga: 'Ik moest aan mezelf toegeven dat ik niet zo goed meer was.'

Nu ex-international John Heitinga zijn sporttenue heeft ingeruild voor het maatpak van een trainer, is hij verlost van de pijn aan zijn knieën. ‘Ik heb bijna alle wedstrijden met pijnstillers gespeeld.’

John Heitinga: 'Ik moest aan mezelf toegeven dat ik niet zo goed meer was.'

John Heitinga hoopt ooit aan het roer te staan bij het eerste van Ajax, de club waar hij zijn opleiding doorliep en die hij voor altijd in zijn hart heeft gesloten. Playboy spak de ex-international over zijn leven.

Bestel de laatste editie

1. ‘32 jaar, trillend op m'n benen’, zong Doe Maar ooit over een man die opnieuw verliefd werd. Maar jij stopte op die leeftijd met voetbal.

De keuze om te stoppen was zwaar. Ik was zeven toen ik bij Ajax kwam. Het rood-wit stroomt door mijn aderen. Dat is wat ik ben. Op je 32ste stoppen is vrij jong, als voetballer. Het liefst had ik nog een jaar of twee, drie gespeeld. Het stopte abrupt. Mijn knieën werkten niet meer mee en ik moest aan mezelf toegeven dat ik niet zo goed meer was. Dat ik niet meer het niveau haalde van het WK in 2010. Herstel duurt langer, prestaties worden minder. Dat is de realiteit. En langzaam een beetje terugtrekken kon niet. Normaal gesproken zakken de middenvelders, de creatieve spelers, een linie terug. Ik stond al laatste man. Dan moest ik eindigen op doel. Ik heb nog wel aanbiedingen gekregen om lager te spelen, maar die heb ik afgewezen. In Nederland is er maar één club waar ik voor speel en dat is Ajax. Ik ben een Ajacied. Ik heb nog geholpen om de eerste paal van de ArenA in te slaan.

2. Als je geen voetballer was geworden, dan was je…?

Ik heb er nooit over na hoeven denken. Ik wás het. Nadat ik vijftien maanden geblesseerd was geweest en ik weer speelde, realiseerde ik me helemáál hoe mooi het was. Vanaf mijn 18de kon ik mijn knie al niet meer strekken. Ik speelde bijna altijd met pijnstillers en soms met een spuit in mijn knie. Je pleegt roofbouw op je lichaam. Ik word er nu elk dag mee geconfronteerd wat voor pijn ik heb. Ik wil heel graag hardlopen, maar het kan niet. Ik woon aan het Vondelpark, maar een rondje rennen of domweg een balletje trappen met die kleine zit er voor mij niet in. Dan sta ik soms maar even op doel.

3. Je zoon speelt dus ook. Heeft die de genen van je vrouw, zus van Boudewijn Zenden, of van jou?

Hij is een creatieve middenvelder, papa was meer een poetser. Lennox is een sierlijke speler die een hekel heeft aan verdedigen. Maar hij is wel rechtsbenig. Boudewijn was linksbenig. Grappig dat ik nu trainer ben, en me met het spel bemoei, maar als vader sta je langs de kant.

4. Hoe vaak heb je de WK-finale van 2010 teruggezien?

Nooit. Ik hoef die wedstrijd niet meer te zien. Waarom zou je jezelf pijn doen? Het is het hoogste wat ik bereikt heb. Het allerhoogste podium. Rond WK’s denk ik er best vaak aan. Ik begeef me nu in een fase van: wat als? Wat als Arjen die bal had binnengeschoten, wat als Arjen was gaan liggen toen hij naar beneden werd getrokken, wat als ik geen rood had gekregen. Wat als we de bus hadden geparkeerd, wat als scheids Howard Webb een corner had gegeven in plaats van een achterbal. Je draait het niet meer terug. Maar het maakt wel uit of je een Nederlands Elftal-shirt draagt met een ster op je borst.

5. Mis je de druk om te winnen?

Ja, die spanning: winnen of verliezen? Ik denk dat 75 procent mentaal is en de rest talent. Ik denk ook dat je jonge generaties moet klaarstomen voor wat komen gaat. Topsport gaat niet gepaard met een aai over je bol. Je moet spelers uitdagen. Je moet het ze niet gemakkelijk maken. Je moet ze leren denken. Ik vind ‘laptoptrainer’ Julian Nagelsmann geweldig, omdat hij oefenstof heeft waarmee hij altijd competitie toevoegt. Het hedendaagse voetbal wordt beslist met omschakelmomenten en dode spelsituaties. Het is belangrijk om dáár op te trainen.

Verder lezen? Koop dan de Playboy van oktober, of lees verder op Blendle.