Joost van Bellen: 'Ik heb op de kade van de Amstel gestaan en dacht: misschien moet ik erin springen'

Dj en housepionier Joost van Bellen voelde van jongs af aan de drang om het mensen naar de zin te maken. Hij moest en zou in de spotlights staan, wat is gelukt — en hoe. Maar of hij er een gelukkiger man van is geworden, is de vraag. ‘Ik ben 60, waarom zou ik nog willen bewijzen dat ik besta?’

Joost van Bellen

"Als Nachtdier niet zo’n succes was geweest, dan weet ik niet hoe ik me nu zou voelen. Sterker nog: ik weet niet of ik hier dan wel had gezeten. Het is een zelfonderzoek geworden dat me heeft geholpen om te accepteren dat ik ouder word en de lat niet meer zo hoog hoef te leggen. Ik ben 60, waarom zou ik nog willen bewijzen dat ik besta?" Dj-icoon Joost van Bellen liep al jaren rond met het idee om het rauwe en smerige, maar ook eerlijke en bevrijdende nachtleven van de jaren tachtig in een roman af te zetten tegenover het – we citeren Van Bellen – verwende prinsessengedrag van tegenwoordig. "Veel jongeren beseffen niet hoe goed we het hebben", zegt de feestorganisator vanuit zijn woonhuis in Amsterdam, de voormalige studio van Erwin Olaf. "We hebben schone straten, grachten waarin je kunt zwemmen, een sociaal vangnet, veel bezit. En maar zeuren over van alles en nog wat." Maar terwijl hij zijn frustraties van zich af begon te schrijven, kreeg zijn mentale gezondheid een klap. En nog eentje. Hij kreeg last van angststoornissen, depressies, paniekaanvallen, hartkloppingen. Van Bellen: "Ik vroeg me af: hoe komt dat nou? Is dit de prijs die ik moet betalen voor het rock-’n-roll-nachtleven? Het leek me een mooie zoektocht om te verbinden aan het andere thema, de tijdreis naar de jaren tachtig. Ik heb alles weggegooid wat ik al had geschreven en ben opnieuw begonnen, dit keer vanuit de eerste persoon."

Bestel de laatste editie

Wat heb je tijdens het schrijven van Nachtdier over jezelf ontdekt?

"Ik kom uit een gezin met twee hardwerkende ouders die ik weinig zag. Mijn vader had een kapperszaak, mijn moeder runde in diezelfde winkel een parfumerie. Ze waren echte kinderen van na de oorlog, de periode van de wederopbouw. Het belangrijkste in hun leven was of je genoeg geld verdiende en succes had. En daarmee pochen hè. Mijn vader had zo in de serie Mad Men kunnen spelen: roken, whisky drinken, de buurvrouw in de billen knijpen, misschien ook wel vreemdgaan. Daar had ik het moeilijk mee, en ook met het feit dat ik al jong wist dat er iets niet klopte. Ik wist al vroeg dat ik homoseksueel was, wat mijn ouders geen probleem vonden, maar ik had evengoed het gevoel dat er iets verschrikkelijks met me aan de hand was. Alsof ik op de een of andere manier niet op mijn plaats was in de maatschappij. Die optelsom heeft een schreeuw om aandacht gevoed die ik de rest van mijn leven bij me heb gedragen: kijk, dit ben ik, vind mij leuk, zie mij!"

Wist je als jong kereltje al dat het vak van dj jouw voorland was?

"Van jongs af aan voelde ik de drang om het mensen naar de zin te maken, om ze te entertainen. Ik wilde ze iets bieden waar ze vrolijk van zouden worden, waar ze over zouden praten. Daar nam ik het voortouw in door kleine circussen te organiseren in onze achtertuin, op school artiesten na te doen en feestjes te geven waarbij ik achter de draaitafel stond om plaatjes op te zetten. Ik weet nog goed hoe giechelig iedereen werd als ik de lichten doofde en een langzaam liedje afspeelde. Het gevoel dat ik de macht had om dat teweeg te brengen, dat vond ik heerlijk. Ik moest en zou in de spotlights staan. Op een bepaald moment, zo rond mijn puberteit, had ik bedacht dat ik acteur wilde worden. Dat leek me mooi, maar dat mislukte omdat ik niet werd toegelaten tot de Toneelschool. Te weinig levenservaring, dat was het oordeel.’ Lachend: ‘Toen dacht ik: dan moet ik die levenservaring maar gaan opdoen. Nou, dat is gelukt."

"De nacht en alles wat daarbij hoorde, was voor mij één grote vlucht van de werkelijkheid"

Hoe ging het er in de Nederlandse clubs aan toe toen jij in 1984 begon te draaien?

"Nederland kroop langzaam uit de crisis, maar de no future-gedachte heerste nog heel erg. Je had in de maatschappij een tweedeling tussen de yuppen die werkten en de losers zonder baan. De laatste groep bestond vooral uit jonge mensen zoals ik, de verloren generatie. Over ons werd van jongs af aan al gezegd dat het toch niks met ons werd, dus zo liepen we ook een beetje rond op aarde: morgen kan het leven voorbij zijn, ook goed. Omdat we dachten dat er in de huidige maatschappij geen plek voor ons was, zochten wij ons heil in het nachtleven. Waar mensen tegenwoordig als ze uitgaan het liefst in het donker vervloeien met de rest van het publiek, wilde je in de jaren tachtig juist gezien worden: hier ben ik! Het nachtleven was dwars, ruig en ook wel onveilig. Je werd nergens gefouilleerd, dus je kon overal wapens of drugs mee naartoe nemen. Ik vond het een spannende tijd waarin ik veel moest ontdekken. Over de wereld, maar ook over mezelf."

Je stond aan de wieg van het housen. Had je toen al in de gaten dat je zo’n revolutie aan het ontketenen was?

"Nee, helemaal niet. In 1989 dachten we zelfs: het is voorbij. Maar toen werd house ineens commercieel. Het werd populair bij het grote publiek, alle pers schreef erover. Het bleek een blijvertje, wat achteraf wel logisch was. House was er nog niet totdat wij ermee begonnen, het was helemaal nieuw. Een revolutie zo groot als de jazzrevolutie in de jaren 20 van de vorige eeuw. Zo groot als rock-’n-roll. Ik kan niets anders opnoemen wat vanuit de muziek zo’n grote invloed heeft gehad op de jongerencultuur, de mode en de kunst. Op dit moment ben ik het vervolg op Nachtdier in de steigers aan het zetten, waarin ik beschrijf hoe ik in de jaren 90 uitgroeide tot een dj die stad en land afging. Het was de tijd van dansen op de vulkaan, wat ook kwam door aids, omdat er zoveel mensen wegvielen. Bepaalde emoties uit die tijd heb ik nooit verwerkt, omdat je gewoon maar aannam: hij is dood. Overdag hield ik de hand vast van mijn beste vrienden die op sterven lagen, door de morfine waren ze er vaak al niet meer bij, en diezelfde avond stond ik alweer in een club te draaien. Daar kwam ik in een roes terecht van muziek, mensen, drank en drugs. De nacht en alles wat daarbij hoorde, was voor mij één grote vlucht van de werkelijkheid. Tijdens die vlucht is zoveel meer gebeurd dan wat je als ‘normaal’ mens zou meemaken. En wat door de woke generatie meteen zou worden bestraft – terecht natuurlijk."

Op welk grensoverschrijdend gedrag doel je dan?

"Scheldnamen werden gebruikt als geuzennamen, er werd gestrooid met racistische termen, mensen riepen dingen over je gender. Het was een keiharde tijd, waarin ik veel moest incasseren. Tegelijk deed ik er zelf ook aan mee, als een soort defensiemuur. Veel homoseksuelen waren extreem gemeen tegen elkaar, de term ‘valse nicht’ komt niet uit de lucht vallen. Die valsheid zag ik als een soort spelen met elkaar, net zoals katten dat doen, waardoor je uiteindelijk het beste uit elkaar weet te halen. Ik dacht dat je er een dikkere huid van kreeg: niet huilen, je moet maar sterk zijn. Het allerbelangrijkste was dat je niet zielig gevonden wilde worden, iets wat ik heel lang heb volgehouden."

Je hoogtijdagen waren een zegen, maar ook een vloek.

"Absoluut. De wereld van de nacht was voor mij een openbaring, omdat ik echt kon zijn wie ik wilde. Ik had het idee dat er een hoop gelijkgestemden waren die mij begrepen. Het leven wat ik leidde voldeed aan mijn zucht naar faam, de behoefde die ik voelde om het mensen naar de zin te maken. Voordat corona het nachtleven platlegde, deed ik eens in de maand een All Night in de Melkweg in Amsterdam. Van middernacht tot 5 uur ’s ochtends stond ik achter de dj-tafel, waarbij ik mezelf ertoe verplichtte dat ik meer dan 90 procent van de nummers nog nooit eerder had gedraaid. Ik legde de lat voor mezelf torenhoog om maar up-to-date en toonaangevend te blijven. Elke keer werden die grenzen verlegd, uit angst om niet meer vernieuwend te zijn. Dat was fantastisch, maar ook dodelijk vermoeiend. Ik heb mezelf jarenlang compleet voorbijgelopen."

Heb jij ooit zo diep gezeten dat je dacht: van mij hoeft het niet meer?

"Jawel, zeker. Ik heb in 2018 op de kade van de Amstel gestaan en gedacht: misschien moet ik erin springen. Het was geen bewuste gedachte om zelfmoord te plegen, maar ik zag het maanlicht dwars over het water schitteren, het was alsof er een gouden loper voor me klaarlag. Maar ik heb nooit een poging gedaan. Therapie heeft me geholpen om te ontdekken dat mijn zwaarmoedigheid alles te maken heeft met mijn drive om het mensen naar de zin te maken, waar ik veel te ver in ben doorgeschoten. Het schrijven van Nachtdier was in die zin een enorme bevrijding, omdat ik ontdekte dat ik ook iets anders kan dan achter de dj-tafel staan. Als je dj bent, dan heeft je leven veel weg van een explosie. Je komt ergens, de muziek staat keihard, het licht flitst alle kanten op, iedereen is uitgelaten. De coronaperiode was een implosie, omdat ik bijna geen mensen meer zag, elke dag was grijs, al mijn inkomsten vielen weg. Nachtdier heeft me in die tijd beziggehouden, in zekere zin heeft het me gered. Het gaf me niet alleen een uitdaging, maar ook inzichten."

Wat is het belangrijkste inzicht dat je hebt gekregen?

"Dat het allemaal niet meer zo nodig hoeft. Je bent Joost van Bellen, je hebt veertig tropenjaren achter de rug. Waarom zou je nog als organisator zeventig tot tachtig uur per week bezig zijn met feesten, elke week van donderdag tot en met zondag overal in het land draaien en ook nog op elke gastenlijst willen staan? Doe eens rustig. Ik heb niet meer die zucht naar faam en weet beter wat ik moet doen als ik me toch rusteloos voel. Wandelen, mediteren, goed slapen, oppassen met drank. De positieve kanten van het leven blijven appreciëren, ook al brokkelt je hele carrière af door een virus."

De meeste dj’s zwemmen in het geld, maar jij kon na een paar maanden coronacrisis je personal trainer al niet meer betalen. Heb je geen spaarpotje opgebouwd?

"Ik ben nooit met geld bezig geweest, het was er gewoon altijd. Als ik iets wilde kopen, dan deed ik dat. Ook voor andere mensen. Als ik op vakantie wilde met vrienden en zij hadden geen geld, dan betaalde ik hun tickets. Zaten ze krap bij kas en hadden ze geen geld voor hun huur? Dan loste ik dat op. Ergens in de jaren 90 heb ik aan een vriend die aids had beloofd dat ik het leven voluit zou leven en elke dag zou plukken." Bulderende lach: "Dat heb ik gedaan. Het geld ging naar merkkleding, etentjes, designmeubels, hele goede wijnen, koffietafelboeken, verse boeketten bloemen, polaroids van Andy Warhol, taxiritjes. Ik ben slecht met geld."

Heb je er spijt van dat je nooit iets opzij hebt gezet?

"Spijt is schijt van de geit. Daar koop je niks voor. Ik heb ergens een potje via een lijfrentepolis. Dat is niet heel veel, maar het is iets. De afgelopen maanden heb ik ook wat staatssteun ontvangen, maar dat hou ik nog even apart, voor het geval dat het wordt teruggevorderd. Het vertrouwen in de Nederlandse Belastingdienst is bij mij volledig verdwenen, door al die affaires van de laatste tijd. Mijn geluk is dat ik samen met mijn man een huis heb gekocht in Amsterdam, alweer jaren geleden. Ik zeg constant tegen mezelf: ‘Je hebt geld, maar het zit in stenen.’ Verder heb ik moeten accepteren om gestes te ontvangen van andere mensen: ‘Ik neem je mee uit eten Joost, ik betaal.’ Of: ‘Hier heb je wat spullen, alsjeblieft.’ Dat vond ik heel lastig, waarop een paar vrienden zeiden: ‘Nu weet je eens hoe dat voelt, dat het niet altijd leuk is om te ontvangen.’ Dat klopt, eerder heb ik me dat niet op die manier gerealiseerd."

Je zei een tijdje terug: ‘Mijn drinkpatroon is een gevecht, een slok wijn ontaardt soms in twee flessen.’ Moest je in coronatijd vechten tegen de neiging om het er elke dag van te nemen?

"Nee, nee, absoluut niet. Ik ben geen alcoholist. Het komt regelmatig voor dat ik twee weken helemaal niets drink. Daar heb ik geen last van, ik krijg geen trillerige handen of wat dan ook. Het probleem bij mij is dat ik geen maat kan houden. Als ik begin met drinken, dan ga ik door. En als er de dag erna een etentje is, dan is het: whoehoe, we gaan nog een keer los. Maar de dagen daarna ben ik er dan helemaal klaar mee en drink ik niets."

Over drugs zei je goede vriend Bas Kosters: ‘Drugs waren leuk tot we zelf niet meer leuk waren’. Heb je het helemaal afgezworen?

"Als je drugs gebruikt, bijvoorbeeld ecstasy, dan komt er een enorme hoeveelheid serotonine vrij. Daardoor voel je je vrij, gelukkig en uitzinnig. Maar op een gegeven moment is die voorraad op en dan krijg je een flinke dip. Dat wordt Suicide Tuesday genoemd, het gat waar je een paar dagen na een weekend flink feesten in valt. Dan voel je je zo verschrikkelijk. Ik moet er niet aan denken om dat weer te ervaren."

Je bent al 27 jaar samen met webdeveloper Sander Stenger, zelf ook werkzaam als dj. Deed hij altijd vrolijk mee met snuiven en drinken, of is hij de brave wederhelft?

"Sander houdt wel van een goed glas bier of wijn en is niet roomser dan de paus. Maar hij is ook geen alcoholist. Dat kan ook helemaal niet, joh. Sinds ik hem ken, werkt hij fulltime. Hij staat tegenwoordig altijd om half 8 op, gaat dan aan het werk voor zijn eigen bedrijf, waar hij de hele dag geconcentreerd mee bezig is. Als hij op een gegeven moment klaar is, dan is hij moe en valt hij op de bank in slaap. Hoe ik vroeger feestte, dat zou ik nu helemaal niet meer volhouden. Zonder slapen hup, werken in de Roxy of het vliegtuig in naar Spanje om tot heel laat weer te draaien. Daar kan ik me nu niks meer bij voorstellen."

Wat is het geheim van jullie relatie?

"Dat we soulmates zijn, veel van elkaar houden en als puzzelstukken in elkaar vallen. We zijn totaal anders, yin en yang, maar juist daardoor passen we goed bij elkaar. Hij is wat rustiger en beheerst, ik ben vrij uitbundig en uitgesproken. Laatst was mijn Instagram gehackt, nou, dan ben ik in alle staten. Ik krijg op zulke momenten een soort blinde vlek en ga dingen roepen als: wat moet ik nu, ik kan niet meer bij mijn Instagram, wat een ramp! Hij denkt dan: stomme sociale media, blijft de koelheid zelve en lost het probleem op. Dat is heel prettig, maar hij is niet iemand die met een bloemetje thuiskomt om me te verrassen. Ik wil absoluut niet zeggen dat hij saai is, maar wel heel nuchter en evenwichtig. Heel af en toe niet, dan barst de bom. Maar meestal is hij erg lief."

Als je jezelf vergelijkt met de dj’s die nu aan de wereldtop staan, wat valt jou dan op?

"Dat is een totaal andere wereld. Ik zou het niet kunnen, hun leven leiden. Ik zou het ook niet willen. Er zit zoveel nepheid in. Een dj is niet meer iemand bij wie op het moment zelf iets ontstaat, zoals bij mij wanneer ik ergens draai. Een dj heeft een bepaalde naam en draait iets wat van tevoren al helemaal is verzonnen door andere mensen. Er is een management, er is een marketingmedewerker, er is een socialmediaredacteur, er is een tourmanager die overal mee naartoe gaat, er is een agentschap dat alles voor de dj regelt. Het is een hele batterij aan mensen die samen zo’n dj vormt, het is eigenlijk één groot bedrijf. De meeste dj’s zeggen dat ze hun eigen muziek maken, wat vaak inhoudt dat ze ergens een studio hebben waar zij aanwezig zijn bij de opnames en af en toe zeggen: ja, een beetje meer van dat, nee, doe nog een beetje meer zo. Dat kan en dat mag, maar ik was en ben vanuit een punkgedachte nog steeds heel erg van do it yourself: ik heb al die poespas niet nodig, ik beslis zelf en ik doe het allemaal zelf. Dat is de enige manier waarop echt bijzondere dingen kunnen ontstaan."

Welke dj’s vind je niet goed?

Lachend: "Heel veel. Maar ik noem geen namen, nee."

Is het dj-vak aan inflatie onderhevig?

"Hoe bedoel je? Met geld? Die vraag snap ik niet."

Of het dj-vak minder waard is geworden.

"In kwalitatief opzicht? Dat weet ik niet. Ik denk dat er underground nog steeds geweldige dj’s zijn. Dat ligt dichter bij mij dan de grote commerciële namen. Ik merk steeds meer dat zij ook respect hebben voor wat ik doe."

Heb je in je donkerste dagen weleens gedacht: ik kap helemaal met draaien?

"Nee, er staan alweer tot september opties in mijn agenda. Draaien is fantastisch, dat merk ik pas echt goed nu ik het al zo lang niet heb kunnen doen. Het geeft me een kick die ik nergens anders uit kan halen. Ik mis de harde muziek, de dreunende bas in mijn buik, de dansvloer, de lichten, de mensen die boven op elkaar staan. Als je met z’n allen bij elkaar bent en naar dezelfde muziek luistert, dan ontstaat er een soort spanning. Zo’n dansvloer heeft iets geils, dat is iets hormonaals. Dat wil ik heel graag weer ervaren."

Benieuwd naar de rest van het interview? Je leest 't via Blendle.

Interviews
  • BrunoPress