'Als het donker wordt dan begint het bij mij te kriebelen'

Bovenaan het lijstje van mensen die je liever niet tegenkomt op straat: Alberto Stegeman. Althans, als je iets op je...

Bovenaan het lijstje van mensen die je liever niet tegenkomt op straat: Alberto Stegeman.

Bestel de laatste editie

Althans, als je iets op je kerfstok hebt. Waar misstanden zijn, draait zijn verborgen camera en waar zijn camera draait, worden criminelen ontmaskerd. ‘Ik heb al tientallen mensen achter de tralies gekregen. Misschien wel honderd.’ Tijd voor een keiharde confrontatie.

Alberto Stegeman (45) kan niet tegen onrecht. In zijn nieuwe programma Stegeman op de bres helpt hij mensen die onterecht in aanraking komen met justitie en in alweer zijn 22ste (!) seizoen van Undercover in Nederland infiltreert hij als vanouds in werelden die voor altijd verborgen hadden moeten blijven.

Lees ook: Ruud Gullit: 'vrouwen kosten een hoop geld'

Je kraakte de beveiliging van Schiphol, je reisde gratis met een ovchipkaart door een lek in het systeem en onlangs liep je ongehinderd over een kazerneterrein in Oirschot. Jouw reportages leiden niet zelden tot Kamervragen.

Die Kamervragen hebben vooral met de kracht van het medium televisie te maken. Er kijken een miljoen mensen naar mijn programma, die mensen hebben allemaal een mening, dat weten ze in Den Haag ook, dus dan wordt er al snel een vraag aan de minister gesteld.

Als je aan de kassa van de supermarkt staat, schiet de caissière dan niet meteen in de stress?

[lacht] Dat niet, maar ik heb een keer meegemaakt dat ik op een zaterdagochtend het winkelcentrum in liep, iemand op me afkwam, mij aankeek, zich omdraaide en er als een haas vandoor ging. Geen idee wie die man was.

Van welke zaak kreeg je de meeste hartkloppingen?

Een collega van me ging ooit undercover in een sekte. The Miracle of Love heette die groep; groot in Amerika, in Nederland begon het langzaam op te komen. Zeven maanden lang zat ze daarin. Niet iedere dag, je kon er soms een paar dagen uit, maar het was heel extreem. Die mensen proberen je te hersenspoelen, en wel op zo'n manier dat je bijvoorbeeld moet breken met je familie en vrienden. Op een gegeven moment mocht zij geen contact meer hebben met de buitenwereld, dus ook niet met mij. Dát was doodeng. Zij moest zó sterk in haar schoenen staan om zich te realiseren dat zij journalist was en dat ze dit deed voor een reportage. Elke dag weer.

Hoelang heb je geen contact met haar gehad?

Soms was ze een lang weekend weg, van vrijdag tot en met maandag, dan sprak ik haar niet. Ze moest ook haar telefoon weg doen. Toen ze nog kon bellen, belde ze me 's avonds op. Huilend. Dat ik haar daar weg moest halen en zo. Ze is er goed uitgekomen, gelukkig. Mensen die dit kunnen zijn op één hand te tellen. En ze werken allemaal voor mij.

Je wist al op jonge leeftijd dat je over misdaad wilde berichten. Daarover zei je ooit: 'Als het donker werd, dan begon het bij mij te kriebelen.' Wáár begon het precies te kriebelen?

[lacht] In mijn vingers. Om teksten te schrijven. Ik kom uit een klein dorp in Twente, Vroomshoop. Dat dorp had tijdens de crisis van de jaren tachtig het hoogste werkloosheidscijfer van Nederland. Ik kende daar een paar mensen die weleens wat 'deden'. Kleine criminaliteit. Fietsen jatten, kleine vernielingen, dat soort dingen. Vond ik superinteressant, toen al. Ik voelde me meteen aangetrokken tot dingen die niet mochten. Niet om zelf uit te halen, maar om het hoe en waarom. Daarna wilde ik eigenlijk alleen nog maar tegels lichten.

Lees het hele interview in de Playboy die nu in de winkel ligt.