Rob Kemps: 'Ik hou helemaal niet van feesten'

Rob Kemps is de zanger van Snollebollekes. Deze maand staat hij vier keer in een uitverkocht Gelredome. Playboy sprak hem over zijn liefde voor chansons en begraafplaatsen en de misverstanden die over hem bestaan. ‘Ik hou helemaal niet van feesten.’

Rob Kemps: 'Ik hou helemaal niet van feesten'

Waarom zijn zoveel mensen gek op jouw muziek?


Dat komt voor het grootste deel omdat de nummers uitermate geschikt zijn om op te feesten, dat is de verdienste van Jurjen Gofers en Maurice Huismans, maar misschien ook door de positiviteit die ik schijn uit te stralen. Denk maar aan een oom die een grap vertelt en daar dan zelf heel hard om lacht. Ook al vind je de grap niet lukt, je lacht toch mee, omdat je hem dat gunt. Ik hoor weleens dat ik zoveel plezier uitstraal dat de mensen denken: die gast vindt het zelf zo leuk, dan doen we maar mee.

Je bent van huis uit cabaretier; je werd onder meer bekend door je deelname aan Lama Gezocht. Was je als kind al de grappigste van de klas?

Als kind had ik één grote held en dat was André van Duin. Ik kende al zijn revues uit mijn hoofd. In groep twee, terwijl de andere jongetjes met autootjes zaten te spelen, stond ik me te verkleden in de poppenhoek. Ik heb altijd de neiging gehad om te entertainen. Dat zie je ook op alle foto’s uit die tijd: iedereen staat heel serieus op de foto bij de communie van mijn zusje, maar ik sta weer een gekke bek te trekken. Blijkbaar zit dat er gewoon in.

Wat is het grootste misverstand dat over jou bestaat?

Mensen denken dat het bij mij altijd party is, maar ik hou helemaal niet van feesten. Ik vind verjaardagen bijvoorbeeld echt verschrikkelijk. Ik hou niet van gemaakte gezelligheid.

Je komt vrij nuchter op mij over. Is dat iets wat je van huis uit hebt meegekregen?

Heel erg. Ik wil niet opscheppen, maar als je ziet wat ik meemaak, dan zou het zomaar kunnen dat je opeens allemaal gekke dingen gaat doen. Dat doe ik niet omdat ik van mijn ouders heb geleerd dat je niet naast je schoenen moet gaan lopen. Als ik een broek zie van 200 euro dan vind ik dat veel te duur, omdat ik weet hoe lang mijn ouders of mijn maten daarvoor moeten werken. Ik wil niet opscheppen, maar ik zou er wel tien kunnen kopen, al- leen dat ga ik niet doen. Hetzelfde geldt voor de auto waarin ik rijd en het huis waarin ik woon: het had allemaal veel gekker gekund, maar dat vind ik helemaal niet nodig.

Je bent bezeten van begraafplaatsen. Hoe komt dat?

Als kind ging ik al graag naar het kerkhof. Ik weet niet hoe dat kwam, maar ik ging heel vaak naar het graf van mijn over- grootouders, die al lang dood waren voordat ik werd geboren. Voor mij heeft dat iets fascinerends. De mooiste begraafplaats ter wereld is Père-Lachaise in Parijs. Ik raakte op een gegeven moment in de ban van Jacques Brel maar ik verstond geen Frans. Daarom volgde ik een half jaar Franse lessen in Parijs. Ik woonde bij een soort hospita die op vijf minuten loopafstand woonde van Père-Lachaise. Op een gegeven moment, toen mijn Frans goed genoeg was, ben ik daar ook rondleidingen gaan geven. Ik vertelde over de belle epoque, over alle schilders en schrijvers die daar lagen, maar ook over de onbekende doden zocht ik vaak dingen op. Na de colleges maakte ik mijn huiswerk op een van de bankjes of ik luisterde muziek van Yves Montand bij het graf van Yves Montand.

Meer lezen over Rob's fascinatie voor Franse chansons en waarom hij niet meer drinkt tijdens zijn optredens? Je leest het in de nieuwe Playboy die vanaf vandaag (!) in de winkels ligt, of via Blendle.

Interviews
  • Playboy