Sinds z’n puberjaren is Yorick van Wageningen niet zo lang meer achter elkaar op één plek geweest. Om precies te zijn: zijn tweekamerappartement in het centrum van Amsterdam. In plaats van films te draaien met Hollywoodsterren als pak 'm beet Daniel Craig, Angelina Jolie of Colin Farrell, waar hij zich gewoonlijk op toelegt, beperken z’n dagelijkse activiteiten zich sinds de corona-uitbraak in maart tot wandelingetjes over de Dam met z’n bulldog, boodschappen doen op de markt en een incidentele auditie via Skype. Wij kwamen op bezoek in z'n Amsterdamse appartement. De film waarover we hem spraken mag dan uitgesteld zijn, maar dat maakt het gesprek niet minder interessant.
Waarin verschilde jouw jeugd van die van andere kinderen?
‘Mijn ouders lieten me enorm vrij, ik kon en mocht alles, en werd bij mijn opa en oma gedropt als ze een feestje hadden of mij ergens niet bij konden gebruiken. Ik was heel erg op mezelf aangewezen en ging op mijn 12 de al in mijn eentje op vakantie. Dat is echt vreemd als je er achteraf over nadenkt, maar ik ben er ook een onafhankelijk mens van geworden.’
Speelde acteren op dat moment al een rol in je leven?
‘Op de middelbare school hebben een paar leraren me naar het toneel gepusht. Zij vonden dat ik dat moest doen. Pas later begreep ik dat zij in mij de drang zagen om iemand anders te zijn dan ikzelf. Ik kon heel goed liegen, dus ik dacht: welja, laat me daar mijn vak maar van maken (lacht). Het lag niet voor de hand dat ik het ging doen en het was ook geen superbewuste keuze, zoals de meeste dingen in mijn leven. Het ging zo.’
Je schijnt van jongs af aan een grote hang te hebben gehad naar het metafysische: het gedachtenspel achter het ‘zijn’ van iets. Wat houdt dat in?
‘Er zit een drang in mij om naar andere werelden te gaan. Ik was nog vrij jong, een jaar of 16, toen ik al van huis ging om rond te trekken in Europa. Het is raar om terugkijkend te concluderen dat ik in die tijd duidelijke periodes van depressie heb gehad, zonder dat ik wist dat het een depressie was. Maar ik wist toen al wel: als ik een vlucht wil maken, dan kan ik dat beter horizontaal dan verticaal doen. Dus in plaats van te kiezen voor een sprong van een flatgebouw, ging ik reizen. Ik woonde op verschillende plekken, waar ik in een paar maanden heel snel een leven opbouwde, en dan na een half jaar moest ik weer pleite, want dan kwam ik mezelf op de een of andere manier tegen en moest ik weer door naar een volgend leven. Mijn hele zijn was voornamelijk gericht op niet mezelf hoeven zijn, wat ik voor mijn gevoel kon bereiken door steeds in andere werelden te leven, daarmee denkend dat je dan iemand anders bent.’
Vluchtte je in die tijd ook al in de verdovende middelen?
‘Nee, toen niet. De drugsuitspattingen kwamen pas toen ik terugkwam in Amsterdam. Drank heb ik nooit gedaan, dat was het schrikvoorbeeld uit mijn jeugd. Daar moest je vandaan blijven, maar drugs waren prima.’
Viel het drugstijdperk samen met de aftrap van je acteercarrière?
‘Acteren was echt mijn passie, maar ik kwam heel weinig aan bod na een seksueel incident met Job Gosschalk van Kemna Casting. Ze zetten me op de zwarte lijst omdat ik weigerde me in te laten met hun machtsmisbruik. Dat gebeurde vrijwel meteen nadat ik in Nederland aan het werk ging, in de tijd dat ik in de serie Spijkerhoek ging spelen. Vanaf dat moment was het hoogst haalbare een rolletje in GTST of Zonder Ernst, omdat Kemna Casting overal voor ging liggen. Acteren werd daardoor gedegradeerd tot iets waar ik een beetje geld mee kon verdienen. Het hielp me om aan de wekeneis van de WW te komen, zodat ik ervan kon leven.’
Was jij je ervan bewust dat Kemna Casting jouw carrière saboteerde?
‘Ergens had ik wel het idee dat er iets niet klopte, maar wat overheerste was een soort basisschuldgevoel. Het gevoel dat het allemaal aan jou ligt, dat jij je niet goed kan uiten, dat je niet goed genoeg bent. In combinatie met de enorme hoeveelheden drugs die ik gebruikte en hoe mijn leven tot die tijd was gelopen, had ik het idee dat het vooral aan mezelf lag. Daardoor dacht ik: het zal wel, ik hou me ervan afwezig. Pas toen ik naar Amerika ging, dankzij regisseur Dana Nechushtan en nog een paar mensen die ervoor zorgden dat ik daar aan de bak kwam, kwam ik erachter dat ik een zeker talent heb. Daar wilden allerlei mensen met me werken tegen wie ik al mijn hele leven had opgekeken: David Fincher, Michael Mann, Peter Greenaway. Toen begreep ik pas hoeveel kwaad de ban van Kemna had gedaan.’