'Als de portiekbel gaat, schrik ik me een nekhernia'
Ik probeerde zojuist een zakelijk iemand te bellen en kreeg zijn secretaresse aan de lijn: de zakelijke iemand had het druk-druk-druk en zou mij over ongeveer een half uur terugbellen. Nadat ik had opgehangen, stond ik op uit mijn bureaustoel, liep naar de bank in de woonkamer en ging liggen. Dit is het probleem, dokter: als iemand mij gaat terugbellen, kan ik in de tussentijd niets meer doen. Ik wil wel, maar ik kan niet.
Hetzelfde heb ik met het wachten op pakketbezorgers die volgens hun e-mail tussen 13.00 en 17.30 uur langskomen – hop, drieënhalve potentieel vruchtbare uren verdwenen, tijd waarin ik bijvoorbeeld had kunnen, eh, leren hoofdrekenen. Sommige pakketbezorgers hanteren zelfs een bezorgraam (delivery window) van 9.00-18.00 uur, dan ben ik een hele werkdag kwijt, gesteld dat ik er normale werkdagtijden op na zou houden.
Het is om deze reden dat ik pakketjes nooit meer laat bezorgen bij mij thuis, maar bij een supermarkt op een minuut of tien lopen van mijn huis. Dan kan ik het pakketje ophalen op een tijdstip dat ik van tevoren weet en heb ik meteen mijn dagelijkse loopje te pakken. Al krijg ik in de supermarkt dan weer stress wanneer ik een dame achter de balie tref die mijn ID-kaart maar raar vindt: op het pakketje staat Robert van Eijden, op mijn ID-kaart staat L.H. van Eijden. ‘Dat zijn de initialen van mijn doopnamen’, zeg ik dan, en als dat niet helpt omdat de baliedame niet weet wat een doopnaam is, weet ik de discussie meestal te beslechten met het argument dat Allah ook 99 namen heeft.
Het is ook om deze reden dat ik nooit meer eten online of telefonisch bestel. Direct na mijn bestelling zit ik verstijfd van angst op de bank te wachten, niet in staat om zelfs maar een vork klaar te leggen. Als de portiekbel gaat, schrik ik mijzelf een nekhernia.
Daarover gesproken: vorige week dinsdagmiddag ging mijn portiekbel. Een vrouw zei in het Engelands door mijn intercom dat ze food moest deliveren in mijn portiek. ‘Oké’, zei ik in mijn beste Engelands, en zoemde de portiekdeur open. Tien seconden later ging de bel van mijn huisdeur. Ik deed open en zag een heel klein meisje met een heel grote, oranje Thuisbezorgd-tas.
‘Chicken tikka masala, you ordered, yes?’, zei ze door haar blauwe mondkapje heen.
‘Eh, no’, zei ik. ‘Which, eh, housenummer do you have to be?’
Ze noemde mijn huisnummer.
‘No, no,’ zei ik, ‘that can’t be right. I didn’t order any food. I never order food because it’s too much stress and then I get a neckhernia.’
Ze was even stil en noemde toen nog een keer mijn huisnummer. Ze keek erbij als een puppy. ‘No, no’, zei ik, en wees op mijn buik. ‘I’m not hungry. You have the wrong housenummer.’ Ineens hoorde ik allerlei housenummers in mijn hoofd: Pump up the jam van Technotronic, Jack to the sound of the underground van Hithouse en Infinity van Guru Josh, niet die stomme 2008-remix maar het origineel uit 1989. Intussen keek ze me aan als een puppy in een regenbui. Toen zei ze ‘Sorry’, draaide zich om en liep de trappen af.
Zelf ging ik mijn appartementje weer in. Terwijl ik naar mijn werkkamer liep, hoorde ik de portiekdeur twee verdiepingen lager dichtslaan. Zo, dacht ik, die chicken tikka masala ben ik ook weer vanaf. Ik ging achter mijn bureau zitten om verder te gaan met mijn werk, maar nadat ik vijf minuten had getypt, kon ik me niet meer concentreren. Ik had ineens ongelooflijk veel zin in chicken tikka masala.
- iStock